Proverbs 16

Iemand die oprecht leeft, geeft blijk van eerbiedig ontzag voor de Here. Wie dat niet doet, veracht Hem.
1De woorden van een dwaas zijn als een zweep die anderen maar ook de dwaas zelf ranselt. De wijze wordt echter beschermd door wat hij zegt.
2Als er geen ossen zijn, blijven voederbak en tafel leeg, maar is er wel een os, dan komt er loon naar werken.
3Een eerlijk getuige zal niet liegen, maar een valse getuige is een bron van leugens.
4De spotter zoekt vergeefs naar wijsheid, maar de kennis wijst de verstandige de weg.
5Laat een zot links liggen, want van hem zijn geen verstandige woorden te verwachten.
6De wijsheid toont een verstandig mens welke weg hij volgen moet, maar het onverstand van de zot brengt hem en anderen op een dwaalspoor.
7Iedere dwaas zal zijn zonde verbloemen of daar misschien niet zwaar aan tillen, maar oprechte mensen komen eerlijk uit voor wat zij fout deden.
8Elk hart kent zijn eigen verdriet en een ander kan zijn vreugde niet begrijpen.
9Alles wat de goddeloze tot het zijne rekent, wordt verwoest. Het bezit van de oprechte zal echter toenemen.
10Soms denkt iemand op de goede weg te zijn, maar blijkt die naar de dood te voeren.
11Het hart kan bedroefd zijn, ook al lacht het gezicht, die lach kan eindigen in een traan.
12Wie God verlaat, zal de gevolgen in zijn leven merken, maar een goed mens is tevreden.
13Een onverstandig mens kan men alles wijsmaken, maar een schrander mens denkt na bij wat hij doet.
14De wijze koestert ontzag en laat het kwaad links liggen, de zot is zorgeloos en kent geen angst.
15Een heethoofd doet snel domme dingen en een man die gemene dingen doet, wordt gehaat.
16Onverstandige mensen valt dwaasheid ten deel, maar kennis zal de verstandigen sieren.
17De kwaden moeten buigen voor de goeden, evenals de goddelozen voor de deuren van de rechtvaardigen.
18Wie arm is heeft niet veel vrienden, maar bij de rijke zijn ze niet te tellen.
19Wie op zijn naaste neerkijkt, zondigt, maar gelukkig is hij die zich ontfermt over mensen die het moeilijk hebben.
20Graven kwaadstichters niet hun eigen graf? Maar wie goeddoet, wordt gewaardeerd en dankbaar bejegend.
21Eerlijk en hard werk levert iets op, nutteloos geklets niet.
22Het sieraad van de verstandigen is hun rijkdom, dwaasheid blijft de dwaasheid van de zotten.
23Een eerlijke getuige kan levens redden, een valse getuige kan iemand door bedrog de dood injagen.
24Eerbiedig ontzag voor de Here geeft een sterk vertrouwen en Hij zal zijn kinderen een veilig toevluchtsoord bieden.
25Het eerbiedig ontzag voor de Here is een bron van leven en helpt dodelijke vallen te ontlopen.
26Een groot volk geeft een koning aanzien, maar een tekort aan onderdanen leidt tot zijn ondergang.
27Een geduldig mens geeft blijk van veel verstand, maar een heethoofd zet zichzelf voor schut.
28Een zuiver hart doet goed aan eigen en andermans leven, maar haat en nijd bederven alles.
29Wie een arme onderdrukt, raakt ook zijn Schepper. Wie echter hulpbehoevenden steunt, eert Hem.
30De goddeloze wordt het slachtoffer van zijn eigen kwaad, maar de rechtvaardige gaat zelfs vol vertrouwen de dood in.
31In het hart van een verstandig mens ligt wijsheid, zelfs dwazen moeten dat erkennen.
32Als er rechtvaardigheid heerst, wordt een volk geƫerd, maar als de zonde hoogtij viert, is dat een schande voor een land.

33 Een verstandige dienaar wordt door de koning goed behandeld, maar als een dienaar zich slecht gedraagt, zal hij de woede van de koning oproepen.

Copyright information for NldHTB